BeMob-enquête over telewerk in België in 2025
De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft de nieuwe uitgave van zijn enquête over telewerk en verplaatsingen in België gepubliceerd. Tussen oktober 2024 en eind juli 2025 hebben 3750 Belgische werknemers aan deze online enquête deelgenomen. Het is de vierde editie van een enquête die in 2022 werd gelanceerd.
Dit zijn de belangrijkste bevindingen:
De cijfers die sinds 2022 zijn verzameld blijven behoorlijk stabiel van editie tot editie. Telewerken blijft populair: iets meer dan 3 op de 10 respondenten telewerken minstens één dag per week.
Brusselaars telewerken naar eigen zeggen het vaakst, met 36 % van de respondenten die minstens één dag per week telewerken, en Walen het minst, met 26 % van de respondenten die minstens één dag per week telewerken.

In 2025 wordt er geschat dat er per dag 32 miljoen kilometers aan woonwerkverplaatsingen, die niet door telewerkers worden gemaakt, worden uitgespaard. Waarvan bovendien 14 miljoen met de auto.
Vrijdag en woensdag lijken nog steeds de voorkeursdagen voor telewerk te zijn.

Uit de enquête blijkt dat het aandeel telewerkers stijgt naarmate de woon-werkafstand toeneemt. Bij een afstand van meer dan 50 km tussen woonplaats en werkplek werkt meer dan de helft van de respondenten minstens één dag per week thuis.

Wat de hoofdvervoerswijzen voor het woon-werkverkeer betreft, is het meest opvallende resultaat dat meer telewerkers de trein nemen dan niet-telewerkers, 65% versus 35%.

Doorgaans zorgt telewerk niet tot veel bijkomende verplaatsingen of significante veranderingen met betrekking tot de tijdstippen waarop verplaatsingen worden gemaakt. Bij een bepaald percentage van de telewerkers in de enquête kan worden vastgesteld dat de winkel- en dienstengerelateerde verplaatsingen toenemen of dat deze veeleer door de week en overdag plaatsvinden in plaats van 's avonds, in het weekend of op verlofdagen (respectievelijk 34% en 28%).
Telewerken kan een motivatie zijn om met het openbaar vervoer of de fiets naar het werk te gaan in plaats van met de auto (voor respectievelijk 29% en 30% van de respondenten).